Rasstandaard

Algemeen:


De Toller is een middelgrootte, krachtige, compacte, goed in balans zijnde  en goed gespierde hond. Middelmatig tot zwaar in bone, met een hoge mate van  werklust, oplettendheid en vasthoudendheid. Tollers hebben een enigszins droeve  uitdrukking die verandert in een uitdrukking van intense concentratie en  opwinding wanneer ze werken.


Temperament:


 De Toller is een zeer intelligente, makkelijk te trainen hond met een groot  uithoudingsvermogen. Hij/zij is sterke en kundige zwemmer en een natuurlijke en  vasthoudende apporteur op land zowel in het water, zichzelf opmakend voor snelle  actie. Als maar de kleinste indicatie gegeven wordt dat apporteren verwacht  wordt. Zijn sterke wil om te apporteren en zijn speelsheid zijn essentieel voor  zijn "Tolling"eigenschap. Liefdevol en speels voor zijn familie, kan hij  gereserveerd zijn naar vreemde zonder agressief of overdreven verlegen te zijn.  Agressie wordt niet getolereerd.


Grootte: 

 
De ideale hoogte voor reuen boven de 18 maanden is 48-51  cm, voor teven boven de 18 maanden 45-48 cm Afwijkingen van de ideale hoogte  naar boven en beneden tot
3 cm is toegestaan. Het gewicht moet in verhouding zijn met de hoogte en het  bone van de hond. Als richtlijn geld: reuen 20-23 kg, teven 17-20 kg


Vacht & kleur:


De Toller is gefokt om te apporteren uit letterlijk ijskoud water en moet  een waterafstotende dubbele vacht van middelmatige lengte en zachtheid hebben  met een zachtere, dichte onderbeharing. De vacht mag enigszins golvend zijn op  de rug, maar is verder stijl. Tijdens sommige winters kunnen lange losse krullen  bij de keel ontstaan. De bevederingen zijn zacht bij de keel, achter de oren en  aan de achterzijde van de achterpoten, aan de voorpoten middelmatig bevederd.  Terwijl het is toegestaan de oren en de voeten te trimmen moet de Toller een  natuurlijke uitstraling behouden.De kleur mag variëren van rood of oranje met  lichtere bevedering aan onderzijde van de staart, en gewoonlijk minstens een van  de volgende witte markeringen aan de staart, poten (mag niet boven de ellebogen  uitkomen), borst en bles. Een Toller met gebrek aan wit en verder goede  kwaliteiten mag hier voor niet worden gestraft. Het pigment van de neus, lippen  en oogranden moet overeen komen en vleeskleurig zijn passend bij de vacht, of  zwart zijn.


Hoofd & schedel:


Het hoofd, dat in proportie dient te zijn met de omvang van het lichaam is  scherp omlijnd en enigszins wigvormig wanneer bezien van de bovenzijde. De brede  schedel is iets afgerond, het achterhoofdsbeen is niet dominant aanwezig, de  wangen zijn vlak. De afstand van het achterhoofdsbeen tot aan de stop  dient ruw  geschat even groot te zijn  als de afstand van de stop naar de punt van de neus.  De stop is gemiddeld.


Snuit:


Taps toelopend van de stop naar de neus, met een sterke maar niet prominente  onderkaak De onderlijn van de snuit loopt bijna in een rechte lijn van de hoek  van de lip naar de hoek van het kraakbeen, waarbij de diepte bij de stop groter  is bij de neus. De beharing op de snuit is kort en fijn. Snorharen worden niet  verwijderd. De neus loopt taps toe vanaf de aanzet van het neusbeen tot de punt,  de neusgaten zijn goed geopend. De lippen sluiten behoorlijk goed af, waarbij ze  een zachte ronding in het profiel geven, zonder zwaar te zijn. Het correcte  gebit is scharend, met alle tanden en kiezen aanwezig. Overbijt, onderbijt en  een scheve mond is hoogst ongewenst. De kaken zijn sterk genoeg om een vogel van  aanzienlijke omvang te kunnen dragen en zachtheid in de bek is essentieel. De   ogen staan goed uit elkaar, zijn bijna rond van vorm en middelmatig groot. De  kleur van de ogen varieert van amber tot bruin. De uitdrukking is vriendelijk,  alert en intelligent. Oogranden moeten van gelijke kleur zijn als de lippen.  Oren driehoekig, gerond aan de punten  middelmatig groot en gedragen in een  gevallen manier. Ze zijn hoog aangezet en ver genoeg achter op de schedel, met  de basis iets omhoog gedragen, zodat de rand van het oor aan de zijkant van het  hoofd wordt gedragen. Ze zijn goed bevederd aan de achterzijde, met kort haar op  de ronde punten.


De nek:


Enigszins gebogen, sterk bespierd en goed  aangezet. Met middelmatige lengte zonder zichtbaar hangend keelvel.


Voorhand:


Schouders gespierd met de bladen goed naar  achter liggend. Het blad en de opperarm zijn ongeveer gelijk van lengte met de  opperarm goed achtergehoekt onder het lichaam. De voorpoten staan evenwijdig,  recht en sterk in bone. De hiel is sterk en enigszins oplopend. De sterke voeten  zijn middelmatig groot, dicht en rond, met goede nagels en zijn in proportie tot  de grootte van de Toller. Hubertus klauwen mogen verwijderd zijn.


Lichaam:


Diepe borst, goed de ribben volgend, reikend  tot de elleboog. Korte en rechte rug. Rechte boven belijning. Lendenen sterk  gespierd. Ribben niet rond, noch vlak.


Achterhand:


Gespierd, breed en vierkant in het voorkomen.  Achterhand en voorhand hoekingen dienen in balans te zijn. Dijen erg gespierd,  onder en bovenkant van ongeveer gelijke lengte. Knie goed gehoekt en spring  voldoende laag, niet naar binnen of buiten draaiend. Hubertus klauwen hoeven  niet aanwezig te zijn.


Staart:


De natuurlijke belijning van de rug volgend,  breed aan de basis, weelderig en sterk bevederd waarbij het laatste botje  minimaal het spronggewricht moet halen. De
staart mag lager dan de ruglijn worden gedragen, behalve als de hond alert is,  dan moet hij hoog gedragen worden, maar hij mag de rug niet raken.


De bijzonderheden: Fouten, iedere afwijking hier boven beschreven.  Bij reuen Kryptorchisme(geen testikels) of Monorchisme(een testikel ingedaald in  het scrotum)